Een zwart/wit stipje schiet heen en weer over een pastelkleurige zee-anemoon. Als ik beter kijk, of eigenlijk flink inzoom, lijkt het wel alsof het grote witte oren heeft. Net een konijntje. Maar ik zit onder water, op het koraalrif bij het Caribische eiland Bonaire. Een zee-konijn met kieuwen? Nee, het is een poetsgarnaaltje, een squat anemone shrimp (Thor amboinensis). Die witte oren zijn ogen die uitsteken. Ik vind ze zo leuk, met die zwart-witte vlekken en een gezellig rond lichaam doen ze denken aan panda’s.
What’s in it for me?
Nu ik weet dat ze er zijn, zie ik ze bijna iedere keer bij zee-anemonen. Dat komt omdat ze ermee in associatie leven; ze hebben de giftige tentakels van de anemoon nodig om ze te beschermen tegen roofdieren. Zelf kunnen ze wel tegen het gif. Maar wat staat daar tegenover voor de anemoon? Meestal is zo’n associatie voordelig voor beide partijen. Zo eten poetsgarnaaltjes de parasieten van vissen op en de vis is weer lekker schoon. Maar wat biedt deze minipanda aan de anemoon? Ze bevolken zijn tentakels als was het een bewegend flatgebouw, maar poetsen ho maar. What’s in it for me? hoor je de anemoon denken.
Plassende minipanda’s
Nou, dat kan wel eens juist niet in schoonmaken liggen, maar in bevuilen. Plassende garnalen lijken een uitkomst voor de anemoon. In de urine van de garnalen zit ammoniak, en de concentratie ammoniak is hoger in het water tussen de tentakels van de anemoon dan erbuiten. Ja, inderdaad, iemand heeft dat een keer gemeten. Ammoniak wordt weer gebruikt door eencellige plantjes, zoöxanthellen, die het nodig hebben voor fotosynthese. En die plantjes produceren aminozuren en koolhydraten die de anemoon nodig heeft.
Best ingewikkeld, hoe zo’n mini-ecosysteem in elkaar zit. En best duurzaam. Recyclen tot en met. Daar kunnen wij nog wat van leren.