Voor de vuurdoop van onze custom made camperbus trekken we in 2021 drie weken van Noordoost naar Zuidwest Nederland. We eindigen in Zeeland voor een weekje persluchtduiken. Zowel boven als onder water is er in Zeeland veel te ontdekken. Bijvoorbeeld iets met haaien. In dit eerste deel van het reisverslag blijven we (relatief) droog. In deel twee duiken we onder.
Eerste stop
Vol spanning open ik de deur van onze nieuwe camperbus. Hij staat op een plateau en is volgeladen met een gevulde watertank, de levensmiddelenvoorraad, al onze vakantiespullen en niet te onderschatten: onze twee duiksets met lood en duikflessen. Wat gebeurt er als ik erbij instap? Ik ga naast Henkjan zitten en in de stilstaande camper zitten we wat te grinniken. De man in het loket gebaart, we mogen er weer uit. Het oordeel: 3350 kg. Gelukkig, dat is onder het maximum gewicht van 3500 kg. Er kunnen zelfs nog wat biertjes bij. De weegbrug is onze eerste vakantiestop van de ‘maiden voyage’ van onze camperbus, ‘custom made’ met en voor ons gemaakt door C’est la Vie Campers.
Noordoost naar Zuidwest
We begonnen in Noordoost Groningen, een van de gebieden met de minste lichtvervuiling in Nederland. Daar genoten we van het Lauwersmeer per auto, fiets en te voet. Het volgende natuurgebied op de route waren de Oostvaardersplassen. Die hebben we ook van alle kanten onder de voet gelopen. Voor de laatste etappe daalden we verder af naar het zuiden, naar de delta van Zeeland. Daarover gaat dit reisverslag. In het eerste deel bekijken we het Zeeuwse water van bovenaf, in deel twee van binnenuit.
Tandlopers
De manshoge haaientand in de duinen bij Cadzand is mooie reclame, maar de grootte is misleidend. Cadzand staat bekend als de plek waar je fossiele haaientanden kunt vinden, vandaar dat standbeeld. Op het strand herken je de typische tandlopers: met gebogen hoofd schrijden ze voort, om de meter bukkend om iets kleins op te pakken dat zwart is en glimt. Meestal raap je een afgebroken mosselschelp op, die zijn ook zwart en driehoekig. Maar een haaientand blijkt helemaal niet zo makkelijk te vinden. Na circa een half uur is het toch raak. Een minuscule maar onmiskenbare haaientand, hooguit een centimeter lang.
Fossiele haaientanden
Bij Cadzand en Nieuwvliet, iets verderop, is in de jaren ’80 zand opgespoten uit de zeebodem. Die grondlaag is 23 tot 33 miljoen jaar oud, een tijd waarin een tropische zee golfde over de plek waar nu Nederland is. Daarin zwommen roggen, inktvissen en haaien. Er zijn meer plekken in Nederland waar je jongere en oudere fossielen kunt vinden.
Het skelet van haaien is gemaakt van kraakbeen dat grotendeels vergaat, maar de tanden blijven bewaard. Je zou er zelfs tanden van 15 cm groot kunnen vinden, van de Megalodon, de grootste roofvis die hier ooit leefde. Maar wij zijn blij met de in totaal zes kleintjes die Henkjan scoort. Zelf vind ik vooral fossiele vissenwervels en na een dagje zoeken ontspannen wij onze nekwervels weer. ’s Avonds genieten we van de rust op Minicamping De Putter.
Cute kikkers
Naast Cadzand breekt de duinenrij open en stroomt het zoute water het getijdengebied ’t Zwin binnen. Het is een slufter, net als op Texel. Net over de grens in België maken we een wandeling door het schor, waarvoor we entree betalen. Na een klein maar mooi rondje tussen het bloeiende lamsoor door eindigen we in het bezoekerscentrum.
Daar wijst een vrijwilliger ons enthousiast op iets onzichtbaars in het struikgewas. Ik tuur tussen het struweel totdat iets groens voor mijn ogen vorm krijgt. Een boomkikker! Als je de eerste ziet, dan weet je de andere ook te vinden. “Daar zit er ook een! En daar!” Toch zijn de boomkikkers (Hyla arborea) zeldzame beestjes geweest, in de jaren ’80 waren er nog maar 520 mannetjes over. Nadat er in het landschap poeltjes en struiken zijn teruggebracht en verbindingen zijn gelegd tussen de natuurgebieden, ging het steeds beter met deze ‘cute’ kikkertjes. Vanaf 2010 stegen de aantallen spectaculair tot ruim 3400 roepende kikkers in 2017. Nu, in augustus, roepen ze niet maar in april schijnt het een oorverdovend geluid te zijn.
Verdronken land
Een stuk stroomopwaarts langs de Westerschelde ligt het Verdronken land van Saeftinghe. Dit land lag na de laatste IJstijd (7000 jaar geleden) droog, daarna steeg het zeewater totdat het een schorrenlandschap werd met hogere oeverwallen. In de Middeleeuwen werd het gebied ingepolderd, maar grote stormvloeden en een oorlog zorgden ervoor dat het land en de oude nederzettingen weer onder water kwamen te staan. Nu is dit brakwatergetijdenschor langs de Westerschelde beschermd natuurgebied.
Moddergevecht
We steken de dijk over voor een wandeling in dit zoute moeras. Je kunt het ook onder begeleiding van een gids doen, dan ga je verder het gebied in. Van bovenaf ziet het gebied er kaal en plat uit. Maar al wandelend zie je dat het vol zit met geulen en stroompjes. Je kunt eroverheen stappen en soms moet je erdoorheen, in een moddergevecht met jezelf. Ondertussen schuiven enorme containerschepen over de horizon richting Antwerpen.
Minuscule haaientandjes
De volgende dag gaan we richting Schouwen-Duiveland. Na de Westerscheldetunnel maken we een tussenstop bij Borssele. Niet het meest pittoreske stukje Zeeland, en het regent ook nog. Maar ook hier kun je, net als bij Cadzand, op het strand fossiele haaientanden vinden. Langzaam lopend, buigend en bukkend ‘grazen’ we het strandzand af. We gooien onnoemelijk veel stukjes hout en mosselschelp weg maar rapen toch weer een handjevol minuscule tandjes op.
Hierna is het tijd voor het extra natte deel van onze reis. Wat we in het water van de Oosterschelde en het Grevelingenmeer ontdekken, lees je in deel twee van dit reisverslag.