“Sint Maarten, Sint Maarten, de koeien hebben staarten, de meisjes hebben rokjes aan, daar komt Sinte Maarten aan.”

Druipend van de regen staan twee meisjes voor de deur. Eentje met een scheve lampion, de ander met alleen nog een lichtje aan een stokje. Ergens in het duister achter ze kijken twee silhouetten met capuchonhoofden toe. Dikke natte wanten graaien in de snoepbak om de mandarijnen heen, en klemmen een Mars en een Twix vast. Meteen draaien ze zich om. “Dankjewel!” roepen de silhouetten. 

Toen we hier net woonden zat 11 november niet in ons systeem. Ik had als kind wel eens ‘gelopen’ voor Sint Maarten dus ik kende het wel, maar in Zuid-Holland was het geen traditie. Vijftien jaar geleden emigreerden we twee kilometer verderop naar Noord-Holland. Hier is het andere koek. 

“Snel, licht uit”

In ons eerste jaar hier stonden we op het punt om boodschappen te gaan doen, toen we kinderstemmen hoorden op straat. “Oh shit. Wat voor dag is het?” “11 november. Hoezo?” “Snel, licht uit, deur dicht, we gaan!” Terwijl de sleutel in het slot draaide hoorde ik nog net de voordeurbel.

Schijnbeweging

Dingdong! Twee jongetjes zonder lampion kijken respectievelijk omhoog en opzij terwijl ze de vier regels zingen. De ene pakt een Mars, de ander zegt: “Nu neem ik een mandarijn.” “Dan mag je nog iets pakken.” Nu kijken twee paar grote ogen me wel aan. Gretig pakt het jochie nog een Twix. De ander maakt ook een schijnbeweging. “Alleen als je een mandarijn pakt.” Dan grist hij snel ook een mandarijn mee.

Het tweede jaar dat we hier woonden was de gewoonte nog niet ingesleten. Gelukkig had ik net mandarijnen gekocht. Ik vergeet nooit de teleurgestelde blikken als ik na het gezang de bak met oranje bolletjes onder hun neus hield. Sindsdien is het vooral Henkjan die al een week van tevoren waarschuwt: we moeten weer inslaan. 

Dingdong! Vier jongens, elk met een mooi gekleurde verlichte lampion. “Wat een mooie lampionnen.” “Die heeft hij gemaakt,” wijst eentje op de langste van het stel, “die grote.”

Onvoorspelbaar

Dingdong! Twee jongens, waarvan een weer een kaal pitje aan een stokje heeft. “Ja, de mijne is vorig jaar al stuk gegaan.” Hij trekt zijn schouders op. “Ach, het is mijn laatste jaartje.” En bij het weglopen: “Het is soms toch nog wel leuk hoor!” 

Ik ben blij dat we nu voorbereid zijn. Onze nieuwe buren waren dat nog niet. “Zijn babyhapjes ook goed?” Het is onvoorspelbaar hoe het loopt. Er zijn jaren dat de bel onophoudelijk gaat en een keur aan kindjes voor je deur een heel scala aan liederen ten gehore brengt, niet allemaal even keurig. Een jaar gingen de mandarijnen verrassend hard en bleven we met een voorraad minirepen zitten. Niet lang trouwens. Dit jaar hoop ik op hetzelfde. Het regent flink. 

Dingdong!