“Wat hebben die gasten in hun hoofd gehad?” Amateurpaleontoloog Frans Roescher vraagt het zich hardop af als hij een ragfijn stukje vuursteen beschrijft. Er zijn 15 kleine vlakjes van afgeslagen. Roescher is een van de sprekers tijdens het symposium ‘Ice Age Flevoland’, georganiseerd door de AWN Vereniging van Vrijwilligers in de Archeologie. Later die dag wordt de gelijknamige tentoonstelling met fossiele en archeologische vondsten geopend in museum Batavialand. Op 14 mei geven Roescher en andere deskundigen opnieuw lezingen voor een breed publiek.
Tassen vol botten
Met “die gasten” bedoelt AWN-lid Roescher Neanderthalers. Vanaf 126.000 jaar geleden bewoonden ze Doggerland, een groot stuk land op de plek waar nu het IJsselmeer en de Noordzee zijn. Het stukje vuursteen dat de Neanderthalers minutieus bewerkt hebben, is gevonden in opgespoten zand in de Flevopolder. Het moet een soort gereedschap zijn. Een mes misschien?
Roescher zoekt en vindt al 25 jaar fossielen en menselijke werktuigen in de Flevopolder. Het begon met de toevallige vondst van een stuk gewei op een stuk opgespoten land. Toen hij daarna gericht ging zoeken, vulde hij tassen vol met botten. Dat lukt je nu niet meer, zegt hij, maar de volhouder vindt nog steeds van alles. “Het is uniek”, vindt Roesscher, “je wilt erbij zijn. Ik zag een keer een stuk bot uit het zand steken. Toen ik eraan trok, kwam het niet los. Ja, dan wordt het leuk.” Zo vindt hij resten van nijlpaarden, bosneushoorns en leeuwen, warmteminnende dieren uit het interglaciaal. Maar ook botten van mammoeten en steppewisenten die Flevoland in de ijstijden bevolkten, zien na duizenden jaren weer het daglicht.
Hoektand nijlpaard
De resten komen boven met het zand dat Boskalis opspuit uit diverse zandputten in het IJsselmeer, voor de aanleg van het Strandeiland IJburg, de Marker Wadden en de versterking van de Houtribdijk. In die oeroude grond op nieuw land zitten de overblijfselen van de verdwenen ecosystemen van het verdronken land Doggerland. Het reikte van Engeland en Scandinavië tot aan onze kust inclusief de plek waar nu het IJsselmeer is.
Luc Amkreutz, conservator van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, neemt de toehoorders mee door de geschiedenis van Doggerland, van 800.000 jaar geleden totdat het gebied 8.000 jaar geleden onder water liep. Fossiele resten en menselijke werktuigen worden op bekende plekken gevonden zoals de Zandmotor en de Tweede Maasvlakte maar dus ook in Flevoland. De vondsten getuigen van die steeds veranderende wereld van Doggerland en de manier waarop eerste menselijke bewoners zich aan het wisselende klimaat aanpasten. Beroemd is het 50.000 jaar oude stukje wenkbrauwboog van een Neanderthaler, Krijn gedoopt, gevonden op de Tweede Maasvlakte. In het Flevopolderzand kwam een hoektand van een nijlpaard tevoorschijn waarop symmetrische krassen te zien zijn die gemaakt moeten zijn door een Neanderthaler. Amkreutz vermoedt dat ze een rituele achtergrond hebben. Het is te zien in de tentoonstelling in Batavialand, net als andere gevonden werktuigen.
Vuursteen met windlak
Expert op het gebied van vuurstenen werktuigen is Marcel Niekus. Wie wel eens een stuk vuursteen goed heeft bekeken, weet: het is een kunst om er sporen van menselijke activiteit in te ontwaren. Als hij erover vertelt, passeren termen als “slagbulten”, “littekens”, “etsen” en “windlak” de revue. Die eerste twee duiden op menselijke artefacten, de laatste twee op het werk van de natuur. Plantenstengels “etsen” een soort slingers in de steen en de wind laat ribbels achter zoals je soms op het strand ziet; “windlak” dus. Niekus vindt vooral eenvoudige werktuigen in de Flevopolder zoals harpoenpunten en maar weinig vuistbijlen. “Dat is geen toeval”, zegt hij, “het heeft met het gebruik te maken.” Aan vuistbijlen was blijkbaar geen behoefte. In totaal heeft hij al meer dan 200 werktuigen in Flevoland gevonden.
Kiezen en oren
De laatste spreker is Dick Mol, amateurpaleontoloog en mammoetexpert. Met zijn gedreven presentatie zet hij de toehoorders op het puntje van hun stoel. Het feit dat in het zand van de Noordoostpolder resten van de bosolifant zijn gevonden, fascineert. De wolharige mammoet kent iedereen, maar de bosolifant is veel minder bekend. De kolos met een schofthoogte van bijna vier meter en grote rechte slagtanden liep hier rond in het Eemien, een relatief warme periode tussen twee ijstijden in die slechts zo’n 10.000 jaar duurde (128.000 – 116.000 jaar geleden). De bosolifant was een loofeter, die planten, bladeren en twijgen kauwde met zijn hoogkronige, relatief smalle rechthoekige kiezen waarop maar weinig lamellen te zien zijn.
“Aan de kiezen kun je zien hoe groot de oren zijn”, stelt Mol. De vraag vanuit het publiek hoe dat zit, is een inkoppertje. Smakelijk legt hij uit dat je met de eenvoudige kiezen van de bosolifant goed bladeren en twijgjes kunt kauwen. Dat duidt op de aanwezigheid van bomen, een kenmerk van een warmer klimaat. Om daarin voldoende koel te blijven, heeft de bosolifant grotere oren om via het huidoppervlak hitte kwijt te raken en om zichzelf ermee koelte toe te waaien. Mammoeten daarentegen leefden op een koude steppe met stug gras, dat ze alleen goed konden vermalen tussen kiezen met een ingewikkelder kauwvlak. In zo’n koud klimaat is het van belang zoveel mogelijk warmte behouden, daarom waren hun oren kleiner. Resten van beide slurfdragers zijn in de tentoonstelling te zien.
Lezingendag 14 mei
Op 14 mei is het publiek in Batavialand welkom voor een tweede dag met lezingen, onder andere van Dick Mol. Ook dr. Hans Peeters van de rijksuniversiteit Groningen is dan van de partij. Hij is de onderzoeksleider van het door NWO gefinancierde project ‘Resurfacing Doggerland’, waarin professionals samenwerken met amateuronderzoekers om meer te weten te komen over de jagers-verzamelaars van Doggerland. DNA-onderzoek, isotopenanalyse en dateringen moeten helpen om “die gasten” beter te leren kennen. Klik hier voor meer informatie over de lezingen op 14 mei.