Schijnt de zon eindelijk, loop je op het strand, licht danst op de golven, wind in je haar – richt je je gezicht niet omhoog maar naar beneden. Naar het zand. Kilometers zand op de kale Maasvlakte. Zonde, alleen maar zand zien, zou je zeggen. 

Zijn zware poten drukken het gras plat, terwijl hij met zijn slurf datzelfde gras losscheurt en in zijn bek stopt. Zijn kiezen malen het fijn terwijl de volgende hap alweer binnen schuift. Om hem heen nog zo’n tien soortgenoten die hetzelfde doen. De steppe om hen heen is groen met verspreid bomen en struiken. Bij de volgende zware stap schiet een muisje weg het struikgewas in. In de verte sjokt een neushoorn. De lange haren van zijn vacht zijn nu niet nodig, het is zo’n 20 graden, en het is warm, zeker met het gewicht van twee grote gekrulde slagtanden om te dragen. Er is nog geen sprake van Nederland of Engeland, maar deze kudde mammoeten loopt wel tussen beide landen in, over een groene steppe vol leven, op de plek waar over 218.423 jaar de Noordzee zal golven over de dode lichamen van deze IJstijddieren.

Onze voetstappen zwalken over het zand in dronken bochten met hier een rechte lijn, daar een scherpe hoek. Elk stuk steen kan het overblijfsel zijn van leven uit het Pleistoceen. Je loopt erheen, pakt het op, draait het om, drukt er een nagel in – en gooit het weer weg. Meestal is het hout, soms steen, maar geen bot.

Midden op het strand racen karren voorbij, aangedreven door vliegers, best hard met deze wind. Wij blijven vooral bij de vloedlijn. Soms worden we verrast door een golf als we te ver de zandbank oplopen naar een intrigerend stukje zwart dat uit het zand steekt. Er zit nooit een heel bot aan vast, zoals wanneer fossielenkenner Walter Langendoen zo’n stukje uitgraaft. Hij zet er filmpjes van op Facebook. Die truc kennen we niet, het lijkt wel Mindfuck. 

Toen Henkjan zei dat hij even ging plassen, had ik het kunnen weten. Ik had moeten opletten, hem moeten volgen, al is het maar met mijn ogen. Maar ik blijf lopen, naar de grond turen, met mijn voet tegen hout en steen aan duwen. Hij is niet meer in mijn vizier. Totdat hij schreeuwt. Met een ruk kijk ik om. “Waa miert zooien!!” Ik zet het op een rennen. Midden op het strand, tussen de bandensporen van de vliegerkarren, staat Henkjan met zijn handen omhoog en bij zijn voeten ligt een grote klont. “Het is niet te geloven!” Ik weet het eigenlijk al op tientallen meters afstand, en als ik dichterbij kom zie ik de lamellen van het kauwvlak. “Een mammoetkies! Alweer!” De eerste mammoetkies die Henkjan jaren geleden vond op het Maasvlaktestrand lag naast de plek waar zijn urinestraal het zand natmaakte. Dit is de tweede.

“Dit is een hele mooie,” zegt fossielenexpert Hansjorg Ahrens even later over de mammoetkies in Futureland, waar op deze determinatiedag allemaal experts zitten om fossiele vondsten op naam te brengen. “Hij is heel goed gefossiliseerd, dus erg versteend. Dat betekent dat deze kies wel zeker 200.000 jaar oud kan zijn.” Een man legt zijn hand even op het brok versteende kies. “Een bijzonder gevoel om zoiets ouds aan te raken.” 

Van 300.000 jaar tot 10.000 jaar geleden liepen er wolharige mammoeten rond op wat nu de Noordzeebodem is. Het zand van die bodem is opgespoten om de Maasvlakte te maken, vandaar dat je veel fossiele botten op het strand kunt vinden, ook van veel langer geleden, tot wel een miljoen jaar oud.

Fossiele muizenkiesjes uitzoeken

Voor de overblijfselen van kleinere dieren zoals bevers, otters en muizen is het niet genoeg om met je hoofd naar beneden op het strand te lopen, daarvoor zul je op de knieën moeten. Vandaag hebben Walter en zijn vrouw Joanna het ons makkelijk gemaakt, ze hebben een stuk Maasvlakte meegenomen naar Futureland. Hoofden buigen zich over dienbladen vol met gruis. Is het klein, zwart en glanzend, dan kan het een muizentandje zijn. Een vreemd gevormd stuk steen met een glad uitsteeksel blijkt een bevertand. Bij het zien van een piepklein grijsachtig scherfje met een haakje eraan zegt expert Hester Loeff zonder aarzelen: “Een kaakje van een woelmuis, je ziet het aan de groeven in de inham, daar zaten de kiesjes.” Je eigen kaak valt ervan open.

Graven tussen het gruis is verslavend, voordat je het weet is het vijf uur. Eerst gaat Henkjan nog even een mammoetkies ophalen (= naar de WC) en dan gaan we naar huis, mijmerend over de oeroude wereld van muis en mammoet.