Op de foto hieronder poseren zes stereotype mensen, duidelijk Westers, Chinees en Indonesisch van uiterlijk. Waar er woorden zijn moet ik ze lezen dus mijn ogen worden getrokken naar de bijschriften. 

Bladzijde uit fotoalbum van een koeliehandelaar

“Mijn juweel van een boy die me met ongeëvenaarde vaardigheid bestal, bij zijn ontslag me met een mes te lijf wilde, en de kroon op zijn euveldaden zette door een schotschrift op de drie Hollanders aan te plakken.”

Het bijschrift bij deze foto is van de opdrachtgever, een koeliehandelaar die bedienden uit China ronselde voor de Nederlandse plantage-eigenaren in Indonesië eind 19e eeuw. Heel fout in onze ogen nu. Maar de maatschappij zag er toen heel anders uit. Dat zie je op deze foto’s uit de collectie Edwards, die de Universiteitsbibliotheek Leiden vorige week aan het publiek presenteerde. Of eigenlijk zie je het niet.

Cynische humor

Koeliehandelaar was in die tijd een gewoon beroep. Blijkbaar lucratief, want deze man kon zich dus een eigen fotoalbum veroorloven. De fotografie was net in 1839 uitgevonden, een fototoestel was een complete houten koffer met glasplaten die belicht werden. Het maken van foto’s was voorbehouden aan beroepsbeeldenmakers en de mensen die de kiekjes kochten hadden geld. Het waren eigenaren van tabaks- en koffieplantages of mensen die bedienden ronselden.

Mijn beeld van de kille ronselaar krijgt meer kleur, het wordt een mens met cynische humor, eentje die gegiecheld heeft om “groote voeten” en iets vertelt over de Chinese cultuur.

Twee mannen in Chinese gewaden met onderschrift door koeliehandelaar

Putan’s beenen zijn anatomisch onmogelijk want zijn groote voeten konden niet in de Chineesche schoenen en ’t was een heele toer ’t onderkleed behoorlijk te drapeeren.

Oud-Hollands Instagram

De foto’s uit de collectie Edwards zijn vaak in opdracht van plantage-eigenaren gemaakt. Ze tonen paradijselijke plantages, keurige onderkomens voor de arbeiders, het was reclame avant la lettre. Ook de lokale bevolking werd in typerende kledij en poses vastgelegd, zo exotisch mogelijk. De werkelijkheid werd als het ware gephotoshopt voordat de foto werd genomen.

De arbeiders hadden het heel zwaar, er waren misstanden, dwangarbeid en de eigenaar van de plantage kon zelf besluiten tot straf zonder dat het officiële gezag eraan te pas kwam. Op dit soort aangeharkte foto’s, als een soort oud-Hollands Instagram, zie je dat niet.

Wallace dringt zich op

Dat het verschil in rangen en standen destijds zo veel meer gewoon is en geaccepteerd lijkt dan nu valt me ook op als ik het verhaal van Alfred Russell Wallace lees die van 1854 tot 1862 rondreisde in de Maleisische archipel en daar een prachtig uitgebreid persoonlijk verslag van schreef (Het Maleise Eilandenrijk, ik heb de tweede druk te leen van paleontoloog John de Vos). Wallace kwam  tegelijk met en onafhankelijk van zijn tijdgenoot Charles Darwin op het idee van de evolutietheorie.

Als Wallace op een nieuwe plek aankomt, spreekt het vanzelf dat er voor hem een huis wordt klaargemaakt. Meestal bouwen zijn bedienden voor hem in een paar uur een compleet nieuw onderkomen, net zo makkelijk. Vaak trekt hij ook in leegstaande huizen maar het gebeurt wel eens dat een heel gezin op stel en sprong moet verhuizen. Of hij krijgt een deel van het huis toegewezen. Eén keer las ik in zijn verslag dat hij zich daarover schuldig voelt (pg. 240). Hij had een geschikt huis uitgekozen dat de volgende dag ontruimd moest zijn, maar toen zijn bedienden het gingen schoonmaken was alles nog zoals het was: bewoond.

“Toen ze echter hoorden dat ze het huis schoon kwamen maken, deden de bewoners wat hen werd bevolen, maar onder veel gemopper, waardoor ik me zorgen begon te maken wat mensen er doorgaans van vinden als ik me aan hun dorp opdring.”

Alfred Russell Wallace

Hij legt de bewoners omstandig uit wat hij gaat doen, betaalt huur en zorgt ervoor dat ze gecompenseerd worden door van hen eieren en kippen te kopen en ook hun kinderen te betalen als ze voor hem schelpen willen verzamelen. Dat sust zijn geweten weer. Maar meestal presenteert Wallace het als nuchter feit.

Je vormt jezelf een beeld van de omgeving en de mensen en Wallace beschrijft dat levendig en gedetailleerd, maar ik was heel nieuwsgierig naar de ‘echte’ beelden uit die tijd: de foto’s. En ook, of toevallig Wallace op die foto’s te zien zou zijn! Dat zou geweldig zijn, de literatuur met de werkelijke beelden verbinden. Alsof Wallace een beetje tot leven zou komen. Helaas was dat niet het geval. De foto’s geven wel een beeld van het land en de mensen, maar ik besef nu, dat ze niet het beeld van de werkelijkheid weergeven. Wat je ziet is niet wat er te zien is. Woorden blijven nodig maar de vraag blijft: wat is de werkelijkheid?